En dag uit het politieleven van agent Coen Kempeneers
Winschoten – Het gaat niet altijd om boeven vangen, bonnen schrijven of ruzie’s sussen. Soms gaat het erom dat je een klein jongetje een heel spannende dag kunt bezorgen. Lees hieronder het verhaal van Coen Kempeneers werkzaam bij politie Winschoten.
Verlegen handje
”Een doordeweekse dag met een stralend zonnetje. Niks bijzonders aan deze dag. Toch wordt het een dag met een onverwachts gouden randje. Politieman Coen Kempeneers uit Winschoten hijst een 8-jarige in kogelwerend vest. ‘Mag de sirene ook aan’, vraagt het kereltje schuchter als hij in de politieauto zit.
Ik heb een vroege noodhulpdienst samen met mijn collega. (Grofweg gezien houdt een noodhulpdienst dat als mensen met de politie bellen, dat wij hier door de meldkamer heen gestuurd worden). Gedurende de dienst loopt het lekker door met meldingen. We hebben het niet superdruk, maar we zijn lekker bezig. Het is ook gewoon genieten met zo’n heerlijk zonnetje er bij.
Op een gegeven moment krijgen we tijdens onze dienst een melding van overlast uit een bepaalde woning. We kennen het adres, we kennen de bewoner en gaan dan ook die kant op. Voor ons is deze melding niets bijzonders, maar voor de omwonenden is de overlast natuurlijk uiterst vervelend.
Terwijl we de straat inrijden waar we moeten zijn zie ik een auto met caravan daarachter staan tegenover de woning waar wij moeten zijn. Ik zie een jongetje van een jaar of 8 voor de auto staan. Hij ziet ons aan komen rijden en ik herken de blik die ik al zo vaak zie bij kinderen. ‘Ohhhh, politie, moet ik nu zwaaien of juist niet’, lijkt zijn blik te zeggen. Ik zie zijn hand twijfelachtig omhoog gaan, maar halverwege gaat zijn arm toch weer omlaag.
Nadat ik ben uitgestapt groet ik het jongetje en loop samen met mijn collega naar de woning waar we moeten zijn. We raken in gesprek met bewoonster, maken duidelijke afspraken met betrekking tot de overlast en verlaten de woning na zo’n 15 minuten weer. Eenmaal buiten de woning staat het jongetje nog steeds op dezelfde plek, met dezelfde twijfelachtige blik in zijn hele houding. Mijn collega loopt naar de melder van de overlastmelding toe om een en ander uit te leggen. Ik besluit om naar het jongetje te lopen.
‘Hoi, ik ben Coen. Hoe heet jij?’ Zeg ik tegen het jongetje en steek mijn hand uit. Het jongetje zegt zijn naam en geeft mij een verlegen handje terwijl hij omkijkt naar zijn moeder die inmiddels ook buiten staat. ‘Heb je wel eens in een politieauto gezeten?‘ vraag ik het jongetje. Hij schudt met zijn hoofd waarop ik hem meeneem naar onze dienstauto. Hij mag achter het stuur zitten en ik ga naast hem zitten. Ik leg hem uit waar alle knopjes voor zijn en hoe alle apparatuur werkt. Het jongetje kijkt aandachtig en met grote ogen naar alles in de auto. ‘Mag de sirene ook aan?’ Na de buren te hebben gewaarschuwd zet ik de sirene aan. Ook laat ik hem de zwaailampen zien. Hij mag ons zware, kogelwerende vest aanpassen en kijkt wat voor hulpmiddelen we nog allemaal achterin de auto hebben liggen.
De vader van het jongetje is inmiddels ook buiten en roept hem. ‘Kom, we moeten gaan.’ De familie gaat vandaag voor een weekje op vakantie. Het jongetje geeft me wederom een verlegen handje en met rode blosjes op zijn wangen loopt hij met zijn moeder naar hun auto. Halverwege draait het jongetje zich om, ‘meneer de politieagent, dank u wel.’
We stappen weer in onze dienstauto en rijden de straat uit. Het voelt alsof ik net zulke rode blosjes op mijn wangen heb als het jongetje van net. Ondanks alle heisa die er soms is rond ons als politie en ons optreden heb ik op dit moment oprecht genoten van dit mooie moment. Wat een prachtig vak heb ik toch!”
(De foto komt van internet en geeft niet de hier beschreven situatie weer)
Bron & Foto: Politie Winschoten