Op weg naar de Allerheiligenmarkt: “De rijpe jaren” (aflevering 2)
Winschoten – Nu de dagen korter worden en de avonden langer, nadert het grote, klassieke evenement van Winschoten: de Allerheiligenmarkt – of zoals iedereen zegt, Adrillen. Een stuk levendige Winschoter cultuurgeschiedenis dat ieder jaar opnieuw duizenden mensen op de been brengt.
De Stichting Oud Winschoten (SOW) koestert dit stukje erfgoed met trots en blikt in een vierdelige serie terug op de rijke historie van Adrillen. In aanloop naar de editie van 2025, op 3 november, neemt SOW de lezers mee door de tijd: van de oertijd tot het Adrillen zoals we dat vandaag kennen.
Met dank aan Stichting Oud Winschoten voor het beschikbaar stellen van deze serie, die door OldambtNu.nl mag worden overgenomen en gepubliceerd.
Aflevering 2 – de rijpe jaren.
Aan het begin van de 20ste eeuw was Adrillen tot volle wasdom gekomen. De grote markt in het stadscentrum op die verschillende maandagen in november was niet meer weg te denken uit het leven van de Winschoters en heel veel mensen in de dorpen er om heen. En zeker op die eerste maandag in november ‘stroomde’ dat centrum over, zo druk was het dan.
Daarbij hielp de grotere mobiliteit ook een handje. In de eerste helft van de 19de eeuw waren paard en wagen of de benenwagen of, voor de rijkeren, een koets nog middelen geweest om in Winschoten te komen. Een eeuw later hadden de meeste mensen een fiets, reed de stoomtram Ol’ Graitje door Oost-Groningen, reden er bussen en had Winschoten ook een treinstation. Allemaal voorzieningen die maakten dat ‘het volk’ massaal naar de Adrillen kwam. En dat de marktkooplui maar ook de Winschoter winkeliers goede zaken deden. Net als de eigenaren van kroegen, cafés en andere horecazaken. Die zaten vaak de hele dag vol.

Ja, de drank vloeide rijkelijk en dat gaf Adrillen ook een ‘duister randje’. In de eerste jaren van die 20ste eeuw werd de markt geregeld ontsierd door openbare dronkenschap, knokpartijen, vernielingen. De cellen van de marechausseekazerne, van het politiebureau zaten aan het eind van de marktdagen vaak vol. Net als de cellen die zich in d’Olle Witte bevonden. Een wel heel duistere editie was die van 1907. Toen raakten vier marktbezoekers gewond door geweldpleging. In 1909 werd zelfs drie jaar cel geëist tegen een bewoner van de Bovenburen omdat hij op de Adrillen van 1908 iemand levensgevaarlijk met een schop had verwond. De man vluchtte naar Noord-Amerika maar werd uiteindelijk toch opgepakt.
Dat drankmisbuik en geweld namen in de latere jaren voor de Tweede Wereldoorlog af maar ook toen zwalkten nog geregeld marktbezoekers over straat en vielen er klappen. Maar zulke incidenten kregen Adrillen nooit klein. Want boven alles was en bleef de markt toch vooral een groot volksfeest en daarbij een economische factor van belang. Het bedrag dat kooplui en winkeliers op die novembermaandagen verdienden, was aanzienlijk. Al voelden ook zij natuurlijk de impact van de economische crisis in de jaren 30.

Tekenend voor de kracht van Adrillen was de editie van 1936. De tweede marktdag van dat jaar, op de tweede maandag in november, werd geteisterd door noodweer. Hevige regenbuien vielen in de ochtend, in de middag raasde een orkaanachtige wind over de markt. Een complete kraam werd zelfs door de wind opgetild. Maar de markt afgelasten? Niks daarvan. De kranten van toen lieten weten dat het in de loop van de middag ‘zeer druk’ was.
Lees ook:
– Op weg naar de Allerheiligenmarkt: “De oertijd” (aflevering 1)

































































