Op weg naar de Allerheiligenmarkt: “De oertijd” (aflevering 1)
Winschoten – Nu de dagen korter worden en de avonden langer, nadert het grote, klassieke evenement van Winschoten: de Allerheiligenmarkt – of zoals iedereen zegt, Adrillen. Een stuk levendige Winschoter cultuurgeschiedenis dat ieder jaar opnieuw duizenden mensen op de been brengt.
De Stichting Oud Winschoten (SOW) koestert dit stukje erfgoed met trots en blikt in een vierdelige serie terug op de rijke historie van Adrillen. In aanloop naar de editie van 2025, op 3 november, neemt SOW de lezers mee door de tijd: van de oertijd tot het Adrillen zoals we dat vandaag kennen.
Met dank aan Stichting Oud Winschoten voor het beschikbaar stellen van deze serie, die door OldambtNu.nl mag worden overgenomen en gepubliceerd.
Aflevering 1 – De oertijd
Waar de oertijd van Adrillen precies ligt, laat zich niet zo gemakkelijk bepalen. Zeker lijkt dat in Winschoten eeuwen geleden al markten waren. De plaats lag aan de belangrijke handelsroute tussen Groningen en Duitsland en aan de rivier De Rensel die later opging in het Winschoterdiep. Die ligging maakte Winschoten een prima plek om handel te drijven.
Een belangrijk jaar was 1816. De Franse Tijd was voorbij, Winschoten hoorde bij het kersverse Koninkrijk der Nederlanden. In Winschoten werd toen een reglement van kracht dat ging over het houden van weekmarkten maar ook van een jaarmarkt. Waarbij op die jaarmarkt de handel in vee een hoofdrol speelde. De jaren 1816/1817 komen dus in beeld als we het over de ‘oertijd’ hebben. Waarbij de naam Allerheiligenmarkt of Adrillen dan nog nergens wordt vermeld.

De jaarmarkten vonden plaats in het centrum van de stad (Winschoten kreeg in 1825 stedelijke rechten en was vanaf dan officieel een stad). In de Langestraat, langs het water dat toen nog over de Venne liep, en op andere plekken. Nabij het Sterrebos lag indertijd een terrein waar vooral de weekmarkten werden gehouden.
De data voor de markten stonden aanvankelijk nog niet vast. Pas later in de 19de eeuw duikt de naam Allerheiligenmarkt op, die dan in Winschoten geregeld tot Adrillen wordt verbasterd. Toen dus werd november de vaste maand voor de jaarmarkt (1 november is immers Allerheiligendag). De eerste maandag van die maand maar ook de andere novembermaandagen waren de marktdagen.

Dat voor november werd gekozen, had verschillende redenen. Een ervan was dat de vele boerenarbeiders uit de regio in die maand hun jaargeld ontvingen. Ze kochten daarvoor nieuwe kleren of andere waren, schaften zich een varken aan dat ze in de winter wilden slachten of wilden eens de bloemetjes buiten zetten. Dat alles konden ze doen op Adrillen. En dat deden ze ook. De boeren en boerinnen zelf bezochten de markt ook, net als burgers en buitenlui uit de dorpen rondom Winschoten. En de Winschoters zelf schuifelden natuurlijk ook langs de kramen. Zo ontwikkelde zich Adrillen aan het eind van de 19de eeuw tot een begrip. Een ijkpunt op de jaaragenda van vele Oost-Groningers.





























































